Basic data
Activiteitencentrum | Sint-Jan |
Database | Stolling en hemostase |
Groep | Trombofilie (tromboseneiging) |
Code | 13080 |
Verzending | Nee |
Detail data
Lichaamsmateriaal voorkeur | Plasma |
Recipient voorkeur | Citraat |
Mininum vereiste volume | 5 ml bloed |
Analysevolume | 750 µl plasma |
Speciale afname condities | De tube moet voldoende gevuld zijn (>90%), zodat de verhouding citraat en bloed gerespecteerd wordt. Tube direct na afname voorzichtig opmengen. |
Bewaarcondities en voorbehandeling | kamertemperatuur indien bepaling binnen de 4 uur wordt uitgevoerd, 3 maand op -80°C. Centrifugeer het staal voor invriezen zodat het bloedplaatjesaantal <10.000/µL bedraagt. In ons labo wordt hiervoor een dubbel centrifugatieprotocol van eerst 8 min aan 1900g gevolgd door 10 min aan 1600g gebruikt. |
Acceptatiecriteria staalontvangst |
|
Acceptatiecriteria bijaanvraag |
|
Analyse frequentie | 2-wekelijks |
Antwoordtijd | 3 weken |
24/24uur | neen |
Verantwoordelijk klinisch bioloog | dr. Jan Emmerechts |
Uitvoerende laboratoriumdienst/afdeling | Dienst Laboratoriumgeneeskunde; Operationele Eenheid Core Lab; Werkpost Stolling |
Techniek/methode | Automatische (optische) meting |
Mogelijke interferenties | Vitamine-K antagonisten (VKA) interfereren met de analyse. Daarom wordt aangeraden VKA therapie te onderbreken gedurende 1 à 2 weken voor de bloedafname. Ook directe orale anticoagulantia (DOAC) interfereren met de assay. Deze moeten minstens 2 dagen voor de bloedafname onderbroken worden. LMWH kunnen gebruikt worden om de VKA-vrije periode te overbruggen, maar moeten zelf gestopt worden min. 12u voor de bloedafname. Indien VKA- of DOAC- therapie niet kan onderbroken worden dient op voorhand contact opgenomen te worden met de verantwoordelijke klinisch bioloog. Lipemische, icterische en hemolytische stalen kunnen onbetrouwbare resultaten geven bij het optisch aflezen van de stollingstijd. |
Toestel | ACL TOP (Instrumentation Laboratory) |
Referentie waarden | Negatief |
Interpretatie | Lupus anticoagulans (LA) wordt aangevraagd in het kader van de diagnose van het antifosfolipiden syndroom. Om de diagnose te stellen moet voldaan worden aan zowel klinische (trombose of zwangerschapscomplicaties) als laboratorium- (positieve LA of anticardiolipine antistoffen) criteria. Een positief resultaat moet steeds bevestigd worden na een interval van 12 weken. Er worden 2 verschillende screeningstests uitgevoerd (SCT en DRVVT). Bij een verlengd resultaat van deze screeningstests wordt een mengtest (ter uitsluiting van factordeficiëntie) en een confirmatietest (ter bevestiging van fosfolipidenafhankelijkheid) uitgevoerd. Het resultaat van deze verschillende testen en hun onderlinge verhouding wordt door de klinisch bioloog geïnterpreteerd, waarna enkel een globaal besluit wordt gerapporteerd. Het relatieve risico voor VTE is 3 tot 8 keer groter in vergelijking met personen zonder LA (Bron: BJH 2010;149:824-833). |
Accreditatie | Nee |
Aanvraagformulier | AFAZFAB00008 Aanvraagbrief voor speciale stolling en laboratoriumtesten met speciale afnamecondities |
Diagnoseregel | D106: -kliniek antifosfolipidensyndroom -systemische lupus erythematodes |
RIZIV nr | 554072/554083 |
B-waarde | 800 (indien pseudonomenclatuur: +-24 euro ten laste van de patiënt) |
Zoektermen | antifosfolipiden antistoffen, antifosfolipidenantistoffen |
Versiedatum | 27/03/2023 |